Kenmerken

De gierzwaluw is een vogel van zo’n 17 tot 18,5 centimeter lang en weegt meestal tussen de 38 en 47 gram, met gemiddeld zo’n 42 gram. Z’n vleugels hebben een spanwijdte van 40 tot 44 centimeter. Het zijn vrij kleine tot middelgrote vogels, supersnelle en onvermoeibare vliegers met een slank, torpedovormig lijf. Ze hebben lange, smalle vleugels in de vorm van een sikkel en een gevorkt staartje. Mannetjes en vrouwtjes zien er hetzelfde uit: donkerbruin met een donkere onderkant en een keelvlekje dat je tijdens het vliegen bijna niet ziet 

Ze hebben stevige pootjes met vier tenen die allemaal naar voren wijzen en scherpe nagels. Daarmee kunnen ze zich vastklampen aan ruwe, steile muren en daar best een tijdje blijven hangen.

Gierzwaluwen worden gemiddeld zo’n 6 tot 7 jaar oud, maar ze kunnen ook makkelijk 14 jaar halen. Er is zelfs eentje geweest die 20 jaar oud werd!

Leefwijze

Gierzwaluwen zijn in West-Europa behoorlijk gehecht aan mensen. Je ziet ze dan ook vaak in de buurt van gebouwen, waar ze in kleine groepjes – of koloniën – broeden, afhankelijk van hoeveel nestplekken er zijn. Als er genoeg plek is, wonen ze met meerdere koppels bij elkaar. Ze zijn behoorlijk trouw aan hun plek: vaak keren ze jaar na jaar terug naar precies hetzelfde nest.

Een paartje blijft meestal hun hele leven samen. Ze vliegen samen naar hun broedplek, zoeken samen eten en slapen ook bij elkaar. Gierzwaluwen zijn échte zomergasten in Nederland. Je ziet ze vooral tussen april en oktober, met de meeste vogels aanwezig van mei tot juli. In de winter trekken ze naar tropisch Afrika. De eerste vogels – vaak ervaren mannetjes – komen in de tweede helft van april aan en zoeken meteen hun oude nest weer op. Kort daarna volgen de vrouwtjes, daarna de vogels die nog nooit hebben gebroed, en als laatste de jongvolwassen vogels. Zo’n kolonie bestaat dus niet alleen uit broedende koppels, maar ook uit singles op zoek naar een plekje.

De broedtijd loopt van mei tot juli, soms tot begin augustus als het weer slecht is geweest. In Nederland leggen ze één keer per jaar eieren, meestal 2 tot 3 stuks, wit van kleur. De meeste eieren worden gelegd tussen half mei en half juni, al kan het verschillen per jaar en per vogel. De spreiding is groot – soms zit er meer dan een maand tussen het eerste en laatste legsel van het seizoen. Gemiddeld wordt er eind mei gelegd, maar dat kan per jaar wel zo’n tien dagen verschillen.

Na 18 tot 22 dagen komen de eieren uit, en de jongen vliegen meestal uit na zo’n 40 tot 42 dagen. Maar als het weer niet meewerkt, kan dat variëren van 37 tot zelfs 56 dagen. Rond half juli zijn de meeste jongen uitgevlogen, maar bij koud en nat weer kan dat doorgaan tot begin augustus. De ouders vliegen regelmatig op en neer om te broeden en hun jongen te voeren, en 's nachts blijven ze bij het nest.

Jonge, nog niet broedende vogels gaan ’s ochtends en ’s avonds op inspectie uit bij de kolonie. Dat doen ze vaak met veel lawaai, en ze krijgen dan respons van de vogels in de nesten. Ze proberen de plek in hun geheugen te prenten, zodat ze die kunnen overnemen als er een nest vrij komt. Soms vliegen ze zelfs expres tegen een bezette nestplek aan om de boel te verstoren – dat noemen ze in Engeland “bounchen” (botsen/stuiteren).

Bij slecht weer – veel regen en harde wind – zijn er weinig vliegende insecten, dus weinig te eten. Gierzwaluwen trekken dan gewoon tijdelijk naar gebieden waar het weer beter is. Zelfs als ze jongen hebben, kunnen ze wel 1000 kilometer wegvliegen en een paar dagen wegblijven. De jongen passen zich hierop aan: als er een tijdje geen eten is, gaan ze in een soort “winterslaap”, waarbij hun lichaamstemperatuur daalt. Als de ouders terugkomen en ze weer opwarmen, worden ze weer actief.

Wat ook bijzonder is: een gierzwaluw kan niet recht omhoog uit z’n nest opstijgen. Ze moeten eerst een paar meter naar beneden kunnen vallen om weg te vliegen – dus er moet genoeg ruimte zijn. Je ziet ze dan ook bijna altijd in de lucht. En wat een spektakel: op warme zomeravonden vliegen ze in groepen luid gierend laag over de daken. Ze kunnen zelfs paren en slapen terwijl ze vliegen! In de avond gaan niet-broedende vogels in groepen omhoog, soms wel tot 5 kilometer hoog, en zweven daar in een soort halve slaap op de luchtstromen. Overdag trekken ze naar plekken waar op dat moment veel insecten rondvliegen.

Voedsel

Gierzwaluwen vangen hun eten gewoon in de lucht terwijl ze vliegen – vooral kleine vliegende insecten, ook wel 'luchtplankton' genoemd. En dat doen ze niet rustig aan: op een dag kunnen ze tienduizenden insecten naar binnen werken! Met hun brede snavel kunnen ze tijdens het vliegen makkelijk insecten opscheppen, zelfs als ze met snelheden tot 120 kilometer per uur door de lucht razen. Steekbeesten zoals wespen of bijen laten ze meestal links liggen.

Als ze jongen hebben, gaan ze op langere voedselvluchten. Dan verzamelen ze al die insecten tot een compacte voedselbal – daar kunnen soms wel 300 beestjes in zitten! De jongen krijgen niet de hele dag door eten, maar als ze iets krijgen, is het meteen een flinke hap. Hele jonge kuikens krijgen die bal trouwens stukje voor stukje gevoerd. Een gezin gierzwaluwen kan op een dag wel 20.000 insecten verorberen!

Wat ook grappig (en best handig) is: als de jongen net uit het ei zijn, knabbelen de ouders de stukjes eierschaal op totdat ze klein genoeg zijn om in te slikken. Zo gaat er niks verloren. Ook eten ze soms de poep van hun jongen op – waarschijnlijk om wat kalk terug te krijgen die ze zijn kwijtgeraakt tijdens het leggen van de eieren.

Tijdens de broedtijd zie je vaak grote groepen gierzwaluwen boven meren, moerassen of pas gemaaide grasvelden vliegen, zeker als het even slecht weer is. Alleen de vogels die echt aan het broeden zijn, blijven bij hun nest als het lange tijd rotweer is. Bij jonge kuikens (tot zo’n twee weken oud) blijven de ouders erbij op het nest en gaan ze samen in een soort ‘winterslaap’. Oudere jongen blijven alleen achter als de ouders voedsel gaan zoeken.

Gierzwaluwen jagen meestal in een straal van zo’n 8 kilometer rondom hun nest. Drinken doen ze bijna niet – ze halen genoeg vocht uit hun prooien. Maar als het héél warm is, willen ze nog wel eens snel een slokje nemen door met hun snavel vlak boven het wateroppervlak te scheren en zo wat water op te vangen.

Verblijfplaatsen

De gierzwaluw brengt bijna zijn hele leven door in de lucht. Alleen als het tijd is om te broeden, komt hij even naar beneden om op de grond te landen.

 

Ooit woonden gierzwaluwen vooral in rotsen, maar tegenwoordig hebben ze die rotsen ingeruild voor huizen en andere gebouwen. Ze broeden vooral in steden en dorpen, waar ze nestelen in donkere hoekjes zoals ventilatieschachten, spleten in muren, onder dakpannen of zelfs in kerktorens. Hun nest is een soort kom die ze maken van plantjes, veertjes, haren en soms zelfs zaadpluis, allemaal met speeksel aan elkaar geplakt. Soms maken ze zelfs een nest zonder materiaal. In Nederland vind je hun nesten voornamelijk in menselijke gebouwen – dus onder dakpannen, in muren of zelfs in nestkasten. Maar doordat oude gebouwen vaak gesloopt of gerenoveerd worden, gaat er veel broedplek verloren.

Gierzwaluwen komen eind april terug naar hun nest van het vorige jaar. Als ze geen plek meer vinden, kunnen ze wel nieuwe nestlocaties zoeken, maar dat doen ze heel voorzichtig. Ze willen er zeker van zijn dat ze de plek weer kunnen verlaten. Daarom zoeken ze meestal in de buurt van andere kolonies naar nieuwe plekken, en niet zozeer op totaal nieuwe locaties ver weg van andere gierzwaluwen. Soms proberen mensen zelfs gierzwaluwen naar nieuwe plekken te lokken door gierzwaluwgeluiden af te spelen. Rond eind juli zijn de nesten meestal verlaten, maar als het een slecht zomerweer is, kunnen ze pas begin augustus vertrekken. Hoe vroeg of laat ze vertrekken hangt af van het weer en de temperatuur, en dat kan per jaar verschillen.

Af en toe wordt er ook een solonest gevonden, afhankelijk van hoeveel nestplekken er zijn.

 

Wat ze nodig hebben om goed te kunnen broeden

Naast een goed nest hebben gierzwaluwen ook een geschikte omgeving nodig om hun nest in stand te houden. Ze hebben bijvoorbeeld een vrije uitvliegroute nodig, van minstens 3 meter onder de uitvliegopening van het nest en minimaal 1 meter breed. Dit komt doordat ze niet recht omhoog uit hun nest kunnen opstijgen, maar eerst naar beneden moeten vallen. Ook moeten er geen obstakels in de uitvliegroute zitten, zoals bomen, vlaggenmasten of steigers. En als ze naast een drukke weg broeden, moet de uitvliegopening hoog genoeg zijn om te voorkomen dat ze in het verkeer terechtkomen.

Gierzwaluwonderzoek door Sloots Ecologie

Sloots Ecologie is de ideale partij voor het uitvoeren van gierzwaluwonderzoek. Met onze uitgebreide ervaring in ecologisch onderzoek en ons specialisme in vogels, kunnen we gedegen en betrouwbare resultaten leveren. Wij beschikken over de juiste kennis, expertise en tools om de leefomgeving, het gedrag en de populatie van gierzwaluwen effectief in kaart te brengen. Daarnaast zorgen wij voor een zorgvuldige uitvoering van het onderzoek, waarbij we de gierzwaluwen niet verstoren.

 

Bron: bovenstaande informatie komt uit het kennisdocument van Bij12